En hier vind je Krikliedjes van Krik en de liederen van Melle Merel (zanger van merelliederen).
‘Ik ben de zanger van de tuin
ik zing voor iedereen.
Voor de dieren in een boom
en dieren in een steen.’
‘Zwart is een merel
wit is de sneeuw.
Zwart is een merel
een merel is geen meeuw.’
‘Wat maakt je vrolijk
wat maakt je blij?
Dat raad je meteen:
een merellied van mij!’
‘Wie wonen er in onze tuin?
Dat zal ik vertellen.
Wie wonen er in onze tuin?
Domper, Krik en Melle!’
‘Wie zingt daar zo hoog in de bomen?
Wie zingt daar zo luid?
Dat is Melle, Melle Merel!
Melle, en daarmee uit!’
en je hoe dat komt?
Omdat een merel zingt
en zingen is gezond.’
‘Niemand zingt zo mooi als een merel
niemand zingt zo mooi als ik.
Niemand zingt zo luid en zo zuiver
niemand zingt zo mooi als ik.’
‘Hier zing ik mijn hoogste lied
voor de kikker in het riet.
Voor de krekel en de mier
zing ik mijn liedje hier.’
‘Ik ben Melle Merel
een merelkerel
ik ben Melle Merel
En ik zing altijd.’
‘Als een merel niet kon zingen
was de wereld saai en stil
Als een merel niet kon zingen
was de wereld kaal en kil.’
‘Boterbloemen in het gras
een merel heeft een zwarte jas
gele snavel, zwarte das
boterbloemen in het gras.’
‘Buiten bloeien boterbloemen
geel op groene stelen
boterbloemen in de zon
kom toch buiten spelen.’
‘Boterbloemen in het gras
zingen is gezond.
Boterbloemen groen en geel
ik hou nooit mijn mond.’
‘Ouwejaar of nieuwejaar
vreugde of verdriet
zomer, winter, vroeg of laat
zing ik mijn merellied.’
‘Wat is een tuin zonder merel?
Wat is een tuin zonder lied?
Wat is een tuin zonder Melle?
Wat is een tuin zonder lied?’
‘Merel in de mist
wie zingt daar zo fraai?
Dat is Melle Merel
een merel en geen kraai.’
‘Dames en heren
luister naar mij.
Melle kan weer zingen
en iedereen is blij.’
‘Gouden zon
in blauwe lucht.
Alle wolken
op de vlucht.’
‘Op een warme zomeravond
zing ik hier uit volle borst.
Alle dieren zoeken schaduw
alle dieren hebben dorst.’
‘Ik zing hoog, ik zing laag,
zingen doe ik graag.
Voor 12 uur en na 12 uur
zing ik voor vriend en buur.’
‘Melle zingt van laat tot vroeg,
van zingen krijgt hij nooit genoeg.’
‘Ik ben Krik
Krik ben ik
Ik ben Krik
Krik ben ik.’
‘Hier zit Krik
helemaal alleen
op een grote steen.’
‘Petje zoekt de rode bal
Petje zoekt hem overal.
Waar is de rode bal?
Slimme Krik die vond hem al.’
‘De zon schijnt op de bomen
de zon schijnt op het gras
de zon schijnt op de vijver
en op mijn rode jas.’
‘Hier vaart Krik
met volle zeilen.
Hier vaart schipper Krik.’
‘Melle heeft geen tijd
Domper wil slapen
dan ga ik maar
nootjes rapen.’
‘De een had geen zin
de ander zei nee.
Maar Krik verzint een spelletje
en iedereen doet mee!’
Waar is hij heen?
Hij is niet in de tuin
en hij is niet in zijn steen.’
‘Krik gaat maar weg
van gras naar mos
Arme Krik gaat
terug naar het bos.’
‘Wij zijn goeie vrienden
jij en ik en jij.
Wij zijn goeie vrienden
en dat komt door mij.’
‘Allemaal weg
weg naar de zee
Krik mag niet mee.’
Melle: ‘Welkom thuis
Welkom in mijn tuin …’
Krik: ‘Allemaal weer samen
en wat zijn jullie bruin.’
‘Een walnoot is geen hazelnoot
een eik is geen kastanje
een beukennootje is niet groot
en rood is niet oranje.’
‘Wij zijn buren
we helpen elkaar.
Als er wat is
dan roep je me maar.’
‘Ring ting
laat me door.
Ting ting
ik ga voor.’
‘Ik ben zo blij blij blij
ik ben weer vrij vrij vrij.’
‘Een rood ei, een groen ei,
zomaar in de tuin,
een blauw ei, een geel ei,
en allemaal zijn ze bruin.’
‘Wij gaan naar het hek
en terug,
niet te langzaam
niet te vlug.’
‘Wij gaan terug
naar Dompers steen,
voet voor voet
en been been voor been.’
‘Kom dat zien en zeg het voort
Krik gaat dansen op een koord
Krik danst op de natte was
Oooo …
Krik zit in het natte gras!’
‘Koekoek
waar ben ik?
Zoek zoek
waar zit Krik?’
‘Koekoek
koek en ei
zoek zoek
zoek naar mij.’
‘Al die rare dingen
die dingen die doe ik
De tuin is niet betoverd
de tuin is bekrikt!’
‘Oudejaarsavond
allemaal bij mekaar
Lang zullen we leven
in het nieuwe jaar.’
‘O wat een pech
mijn noten zijn weg.
O wat een pech
allemaal weg.’
‘Wat een geluk
mijn noten zijn terug.
Wat een geluk
allemaal terug.’
spring eroverheen.
Hop hop hop
spring en stoot je teen.’
‘Krik in de mist
zingt zijn lied.
Je hoort hem wel
maar je ziet hem niet.’
‘Melle is verkouden
en daarom zing ik.
Geen liedje van Melle
een liedje van Krik.’
‘Ringeling hier is je ring
ringeling je ringelding.’
‘Het regent!
Het regent!
Krik wordt lekker nat!’
‘Wij zijn een raadsel
rara raar maar waar.
Wie is er in de tuin geweest?
rara raden maar!’
De bordjes op de steen.
Ik kan er niet meer tegen
er moet wat overheen.’