De Boze Heks

Website over de kinderboeken van Hanna Kraan.

Het prille begin …

Dit zijn nog niet eerder gepubliceerde verhalen van Hanna. Ze schreef ze in de jaren ’70. De heks, de egel en haas komen al in deze verhalen voor. Domper ook! Hij heet alleen anders. Veel leesplezier! De originele teksten staan onderaan.

Een Gorkel met een bel

Het was rustig in het bos. De zon scheen door de blaadjes, het was lekker warm. De meeste dieren sliepen. Een grote spin die loom een web aan het weven was, had er plotseling genoeg van. Ze spon er nog een stevige draad bij, maakte die goed vast aan een hoge stengel en zo had ze een hangmat.
“Ziezo,” dacht de spin, “en nou ga ik er even bij liggen.” Ze klom in haar hangmat, rekte zich uit, gaapte (hoewaah), en sloot de ogen. Heerlijk lag ze hier. De hangmat schommelde zacht heen en weer in de wind, het rook warm en kruidig, er zoemde een bij … de spin begon zachtjes te snurken.
Plotseling schrok ze wakker van een schallend gezang:
“In de boohoom zit een gorkel
Een gorkel met een bel …”
De spin schoot overeind en hield zich duizelig van schrik aan de hangmat vast.
“… in de boohoom …” klonk het weer uit volle borst.
“St-stilte!” riep de spin. “Hou je mond!”
Het gezang hield op.
Toen kraakte er wat en een verbaasd gezicht keek over de rand van de hangmat. Het was een kaboutergezicht, met blauwe ogen, rode wangen en een blauwe puntmuts.
“Oooh …” zei de kabouter, “slaapt u?”
“Nee,” snauwde de spin. “Ik sliep. En nou slaap ik niet meer. En dat komt door jou, met je gebrul!”
“Oooh …” zei de kabouter beteuterd. “Nou, dan zal ik een beetje zachter zingen.”
“Je moet helemaal niet zingen!” de spin sprong van woede in haar hangmat op en neer. “Je moet ophoepelen, en wel onmiddellijk!”
“Kan niet,” zei de kabouter. “Ik moet hier spitten. Uw hangmat hangt boven mijn tuin. Ik woon hier. Zodoende.”
Nu kon de spin natuurlijk niets meer zeggen, en met een “Goed, goed, maar graag zachtjes dan,” ging ze zuchtend weer liggen.
De kabouter ging weer aan het werk, eerst zwijgend, toen voor zich uit neuriënd, en ten tenslotte klonk het aarzelend:
“… in de boohoom zit een gorkel …”
De spin kon de slaap niet meer vatten. En het lag echt niet aan het lawaai, want de kabouter deed heel zachtjes. Maar ze lag maar te piekeren: wat is in vredesnaam een gorkel? Met of zonder bel. En wat doetie in een boom?
De spin hield het niet meer uit. Ze keek over de rand en riep “Psst!”
“Huh?” vroeg de kabouter geschrokken.
“Ik wil niet storen,” zei de spin, “maar wat is feitelijk een gorkel?”
“Weet ik veel,” de kabouter haalde zijn schouders op.
“Maar ik snap het niet,” dramde de spin.
“Is ook niet om te snappen, is om te zingen!”
En dat deden ze toen. De spin hielp de kabouter met het spitten van zijn tuin, en om beurten rusten ze uit in de hangmat, en de hele zongen ze keihard:
“IN DE BOOHOOM ZIT EEN GORKEL
EEN GORKEL MET EEN BEL!”

Coco en de trommel

Ver weg op een eiland woonde een aap. Zijn naam was Coco. Er woonden nog veel meer apen, maar Coco was de prins. Eigenlijk heette hij Cocodorus van Palmboom tot Palmboom, want er stonden twee reusachtige palmbomen op het eiland. Aan elke kan één.
Iedere dag speelde Coco met zijn vriendjes hetzelfde spel. Ze gingen bij de ene boom staan en holden zo hard ze konden naar de andere boom. Wie het eerst de stam aanraakte, had gewonnen. En dan holden ze weer allemaal terug.
Maar op een dag hadden alle apen schoon genoeg van het spel. Niemand wilde meer meedoen. Ze hingen wat rond op het strand en gooiden naar elkaar met zand. Coco kon er niet meer tegen. Hij stond op en begon landerig langs het water te slenteren. Met een stokje trok hij al lopend een lijn in het zand. Plotseling hoorde hij TONK!
Hij draaide zich om. Met zijn stok had hij een ijzeren ding geraakt, dat half in het zand begraven lag. Coco begon te graven en te trekken. Na enige tijd lag er een groot, roestig olieblik voor hem op het strand. Moeizaam spoelde Coco het schoon in zee. Hij sleepte het naar de palmboom die het dichtste bij was. Hij ging zitten, met zijn rug tegen de stam, en gaf een tikje tegen het blik. DOEB! Dat klonk mooi hol! Coco grijnsde breed.
Hij gaf een hardere tik, en nog een. Eerst aarzelend, maar daarna steeds harder, begon hij te trommelen.
Hij vergat het eiland, zijn vriendjes, hij speelde maar door.
De andere apen hoorden het geluid en kwamen nieuwsgierig naderbij. Eerst gluurden ze vanachter de boom naar de trommel, maar al gauw stonden ze in een kring om Coco heen. Een aapje begon mee te stampen. Een ander maakte sprongetjes. En voor ze het wisten, waren ze allemaal aan het dansen. Ze dansten en dansten en zongen apeliedjes, tot ze doodmoe in het zand neervielen.
“Mooi, Coco!” riepen ze. “Morgen weer, he Coco?”
Met de verveling was het gedaan. Want voortaan dansten de apen elke dag bij de trommel van Prins Cocodorus van Palmboom tot Palmboom.

De boze heks is woedend

Een vreemd geluid klonk door het woud. Uit de verte zou je kunnen denken dat het een najaarstorm was, maar dat was het niet. het was de heks, die razend en tierend door het bos rende. “Oei, wat ben ik kwaad!” riep ze. “Oeioeioei, wat ben ik verschrikkelijk kwaad! Durf jij te lachen, eekhoorn? Daar, dan heb je te lachen.” Ze zwiepte met haar toverstaf en plaf! waar de eekhoorn had gezeten, zat nu een dennenappel.
“Zo,” gilde de heks. “Nog meer liefhebbers? Jullie soms, paddestoelen?” en plaf! waar de paddestoelen hadden gestaan, lagen nu wat stenen. Stampend draafde de heks verder, en al dravend veranderde ze wormen in takken, bosbessen in bramen, bramen in bosbessen, en oude pad werd omgetoverd in een molshoop.
De dieren hadden zich zoveel mogelijk verstopt en wachtten sidderend tot de heks uitgeraasd zou zijn. Maar het duurde erg lang.
“We moeten iets doen,” zei de marter, die met wat andere dieren in een diep hol was gekropen. “Als ze zo nog even doorgaat, heeft ze het hele bos omgetoverd, en wij moeten hier wonen, tenslotte.”
De dieren knikten ernstig, maar wat ze moesten doen, wist niemand. “We moeten haar aanvallen,” riep een tor, maar dat was te gevaarlijk. “We moeten met haar praten,”  zei de uil. “Gewoon, rustig praten, dan gaat haar boze bui wel over.”
“Een prachtidee,” zei de marter spottend. “Dat ga jij dan zeker doen?”
“Ik?” vroeg de uil geschrokken. “Nou nee zeg, ik blijf liever gezond.”
“Ik ga ook niet, hoor,” riepen de andere dieren. “Ik kijk wel uit. Mij niet gezien.”
En toen klonk er een slaperig stemmetje van achter uit het hol en dat stemmetje zei: “Ik ga wel effe met haar praten.” De dieren keken verbaasd op en daar zagen ze de vleermuis, die zicht uitrekte en zei: “Laat mij maar begaan. Mij zal ze waarschijnlijk niets doen, want ze heeft een zwak voor vleermuizen. En bovendien ben ik niet bang voor die aanstelster.”
En terwijl de dieren eerbiedig opzij gingen, nam hij een aanloopje en fladderde het hol uit, op zoek naar de heks. Hij hoefde niet lang te zoeken. Er klonken dreunende voetstappen en daar was haar schelle stem al: “Oeioeioei, wat heb ik de smoor in, woest ben ik! razend! bah!”
“Heks!” riep de vleermuis. “Heksje!”
“Kijk uit vleermuis,” gromde de heks. “Ik heb geen hekel aan je, maar ik ben zo kwaad, dat ik nog een ongeluk bega.”
“Waarom ben je dan zo kwaad?” vroeg de vleermuis deelnemend.
“Waarom?” riep de heks. “Dat zal ik je vertellen, ik ben zo kwaad, omdat die, die … eh … wacht nou es even, ik … verroest! Ik weet het niet meer, wat gek!”
En de heks plofte neer op een boomstronk en ging ingespannen zitten nadenken.
Als je niet meer weet waarom je kwaad bent, is het over,” zei de vleermuis.
“Ja,” zei de heks verbaasd, “het is over. Nou, dan ga ik maar naar huis.” ze stond op en sjokte in de richting van haar huisje.
“Wacht even,” zei de vleermuis. “Zou je niet even alles terugtoveren wat je in je woede hebt veranderd?”
“O ja, goed dat je het zegt,” zei de heks en ze zwaaide lusteloos met haar toverstaf in het rond. Plaf! plaf! plaf! daar werd de molshoop weer een pad, de bosbessen werden bramen en de bramen werden bosbessen, de takken werden wormen, de stenen weer paddestoelen en de dennenappel werd weer een eekhoorn.
“Zo goed?” vroeg de heks, en toen de vleermuis knikte, sjokte ze weer verder. “Tjongejonge, wat ben ik moe,” hoorde de vleermuis haar nog mompelen.
De dieren konden nu weer tevoorschijn komen, en nog diezelfde avond was er een feestje in het bos.
Een feestje ter ere van de vleermuis.

Stroek de pad heeft griep

De oude Stroek was een knorrig soort pad. Hij bemoeide zich nooit met de andere dieren. Hij woonde onder een grote steen en aan die steen had hij twee bordjes vastgemaakt. Op het bovenste stond:

VOOR 12 UUR NIET STOREN, en op het onderste stond:
NA 12 UUR NIET STOREN.

Je begrijpt dat hij weinig bezoek kreeg. En zo hoort het ook, vond Stroek. Bezoek betekent theezetten en vragen hoe het gaat met je kinderen en verhalen aanhoren over het weer. Flauwekul. Nergens voor nodig.
De dieren waren eigenlijk een beetje bang voor Stroek. Niet dat hij ooit iemand kwaad had gedaan, maar hij kon zo stuurs kijken, dat ze maar liever uit de buurt bleven. Elke dag maakte Stroek een wandelingetje. Van zijn steen naar de beukenboom en terug. Dan knikten de dieren beleefd, en de moeders zeiden tegen hun kinderen:”ga eens opzij, daar komt meneer Stroek,” maar de pad zei nooit iets terug.
En toen kwam er een dag, een kille dag, dat Stroek geen wandeling maakte. En de dag daarop ook niet. na een week vroegen de dieren aan elkaar: ”Heb jij Stroek al voorbij zien komen?” Maar niemand had hem gezien.
“Hij zal toch niet ziek zijn?” vroeg de mees.
“Mijn een zorg,” zei de merel. “Hij bekijkt het maar, die chagrijn.”
“Nou, nou,” zei de haas verwijtend, “Stroek heeft nog nooit iemand kwaad gedaan. Toegegeven, hij is wat zwijgzaam …”
“Wat zwijgzaam,” zei de merel schamper. “Ik ken dooie bomen die gezelliger kletsen dan hij …”
“Hoor es even,” zei de mees, “we kunnen toch tenminste even gaan kijken. Weet je veel, misschien is hij wel dood!”
De merel verbleekte.
“Kom!” zei de haas. “Er op af. Volg mij!”
En zo stond er even later een groepje dieren voor de steen waar Stroek onder woonde. Vastberaden waren ze achter de haas aangestapt, maar hun vastberadenheid was een beetje verdwenen toen ze de bordjes op de steen zagen.

VOOR 12 UUR NIET STOREN lazen ze op het bovenste.
NA 12 UUR NIET STOREN lazen op het onderste.

De haas frunnikte aan zijn snor. “Wat nu?” vroeg hij.
“Gewoon kloppen!” riep de mees.
“Doe jij het?” vroeg de haas.
“Nee …” zei de mees bedrukt.
En daar stonden ze.
Nu was er bij het groepje ook een heel klein muizemeisje. Dat muizemeisje zag de bordjes ook, maar ze kon nog niet lezen. En terwijl de andere dieren druk stonden te overleggen, liep zij naar de steen en klopte zo hard ze kon.
“Meneer Stroek!” riep ze. “Joehoe, meneer Stroek!”
Geschrokken keken de dieren op. De haas pakte het muizemeisje bij de hand, toen er slepende voetstappen klonken. Nog wat gemorrel, en daar stond Stroek. Hij zag er erbarmelijk uit. Zijn neus was rood, zijn ogen traanden, hij had een dikke das om, en aan zijn arm droeg hij een mandje waarin stapels zakdoeken lagen.
Hij keek het kringetje rond en knarste hees: “Wat betekent die herrie?”
“U bent dus niet dood,” zei het muizemeisje.
“Dachten jullie dat dan?” vroeg Stroek.
Nu deed de mees een stap naar voren en zei: ”We hadden u een paar dagen gemist, ziet u, en we waren bang dat er iets gebeurd was, of dat u ziek was, en we wilden kijken of we iets konden doen.”
Stroek snoot zijn neus. “Hebben me gemist,” mompelde hij en zijn ogen traanden nog meer dan tevoren.
“Ik ben een beetje grieperig,” zei hij toen hardop. “Gaat nog niet erg over.”
“Warme melk met honing,” zei de mees beslist.
“Vlierthee,” zei de haas.
“Een flinke borrel,” zei de merel.
“Drop,” piepte het muizemeisje.
Stroek schudde zijn hoofd. “Dat heb ik allemaal niet in huis.”
“Zorgen wij voor!” riep de haas bedrijvig. “Ga gauw naar binnen. Wij zijn zo terug.” En weg was hij al. Dadelijk gevolgd door de andere dieren.
Een uurtje later waren ze er weer. Met vereende krachten sleepten ze een enorme mand mee. Stroek, die voor zijn steen zat te wachten, zag in de gauwigheid fruit, een dampende theepot, een paar flessen, een pot honing, en dan zat er nog veel meer in.
“Alstublieft,” zeiden de dieren puffend en voldaan. “Van harte beterschap,” zei de haas hartelijk. “Maar waarom zit u buiten? Dat kan gevaarlijk zijn bij griep.”
Stroek keek verlegen naar zijn voeten. “Ik moest wat aan mijn huis doen,” mompelde hij, en wees naar de steen.
De dieren keken elkaar aan.
“Ik zie niks,!” riep het muizemeisje.
“Klopt,” zei de haas en tilde haar op zijn schouder.
“De bordjes zijn weg!”
Stroek knikte plechtig. “Komen er nooit meer ook,” zei hij. “Kom binnen allemaal!”

Kerstfeest in het bos

Heel diep in het woud, nog voorbij het ven en dan linksaf, stond een reusachtige dennenboom. En voor de boom was een open plek. Doodstil was het hier altijd, de dieren kwamen er bijna nooit, en zelfs de boze heks vertoonde zich zelden in dit gedeelte van het bos. Maar op een middag voor Kerstmis klonk er bij de boom plotseling wat gekraak en geritsel, en daar had je de haas en de egel.
“Kijk,” zei de haas. “Deze open plek bedoel ik. Ideaal voor onze Kerstviering. Er is een dennenboom, er is plaats voor alle dieren, en het is veilig ver van het hutje van de boze heks.”
De egel huiverde. “Hou op over de over de heks,” zei hij. “Vorige week heeft ze nog een knoop in mijn stekels gelegd. Als ik daar nog aan denk …”
“Spaar me je verhalen,” zei de haas. “Dat ze niet te vertrouwen is, weten we allemaal. Maar als je dit ook een goede plek vindt, dan waarschuwen we de dieren dat ze hier moeten zijn. En ik zal de spinnen en de eekhoorns vragen de boom te versieren.
Toen de avond begon te vallen, kwamen de eerste dieren naar de open plek. een uurtje later waren ze er allemaal. Ze zaten in een grote kring en de haas stond in het midden en zei: ”Kom, we gaan een kerstlied zingen.” Het gezang van de dieren klonk prachtig door het stille bos, en al zingend keek iedereen vol verrukking naar de dennenboom. Die was prachtig opgesierd met noten en dennenappels, de spinnen hadden engelenhaar gesponnen, en honderden vuurvliegjes en glimwormpjes zorgden ervoor dat in de boom een zacht licht uitstraalde. Want zo gaat dat in een bos. Toen het lied uit was, zei de haas tevreden: ”Dat is pas Kerstmis, allemaal samen …”

“Toch mis ik iemand,” zeil de uil. “Is de heks niet uitgenodigd?”
Er viel een pijnlijke stilte en iedereen keek naar de haas. De haas kuchte. “Nee, die wou ik er liever niet bij hebben. Je weet precies hoe ze is, ze is in staat om het hele feest in het honderd te sturen met haar toverkunsten. En dat humeur van haar, bewaar me.”
“Gelijk heb je,” tjilpte een mees. “Gisteren had ze me bijna te pakken, ik moet er niet aan denken!”
“Bij mij heeft ze vorige week nog een knoop in mijn stekels gelegd,” riep de egel.
“En bij mij …” begon de ekster.
De uil knikte. “Ik weet ook wel dat ze geen lieverdje is. Maar het is toch Kerstmis.”
De haas haalde zijn schouders op. “Ga haar dan halen als je durft. Nou, waar blijf je nou met je grote mond?” De uil stond op. “Je kan veel van me zeggen,” sprak hij waardig, “maar een lafaard ben ik niet. Ik ga. Tot straks. Of niet natuurlijk,” voegde hij er zachter aan toe, en stram sloeg hij zijn vleugels uit.
“Die zien we nooit meer terug,” fluisterde de egel. “Dat mens is tot alles in staat. Vorige week heeft ze nog een knoop …”
“Ja, hou je mond nou maar!” snauwde de haas zenuwachtig. “We hadden hem nooit mogen laten gaan.” En in een gedrukte stemming wachtten de dieren af.
De uil ondertussen, was naar het hutje van de heks gevlogen. Hij cirkelde een paar maal om het dak, streek neer voor een raampje, aarzelde nog heel even, en tikte toen resoluut op het gebarsten glas.
Er klonk gestommel en achter het raam verscheen de slonzige gestalte van de heks. “Wat mot dat?” snerpte ze.
“Gelukkig Kerstfeest,” zei de uil. “Namens alle dieren kom ik u uitnodigen voor onze Kerstviering bij de dennenboom.”
De heks keek hem verbluft aan. “Namens alle dieren …” herhaalde ze, en toen” “Wilden ze mij er bij hebben?”
“Welzeker mevrouw,” zei de uil, “zoals ik al zei …” maar verder kwam hij niet.
“Zo!” gilde de heks. “En hoe weet ik dat het geen valstrik is, hè? Hoe weet ik dat? Jullie met je Kerstfeest! Daar trap ik niet in!”
“Maar luister nou eens,” zei de uil.
“Niks te luisteren! Verdwijn, voor ik mijn geduld verlies! Nou komt er nog wat van?”
Er zat voor de uil niets anders op. Hij draaide zich om en vloog langzaam weg.

Op de open plek slaakten alle dieren een diepe zucht van verlichting toen ze de uil weer boven de boomtoppen ontwaarden. “En?” riepen ze, “Wat zei ze? Vertel op!” De uil ging zitten. “Ik heb mij best gedaan,” zei hij teneergeslagen, “maar ze vertrouwde het niet. ik blijf het jammer vinden.”
“Nou ik niet!” schetterde de egel. “Vorige week ze nog een knoop in mijn stekels …” Hij stokte en keek met uitpuilende ogen naar de struiken. “Daar heb je der!” zei hij schril.
Geschrokken keken de dieren op, en ja, daar stond de heks, leunend op haar bezem. Ze keek langzaam de kring rond en toen viel haar blik op de dennenboom, die zachtglazend afstak tegen de donkere hemel. Een hele tijd zei ze niets. Toen zuchtte ze en fluisterde: ”Wat mooi …” en hardop: ”er moet nog een piek op, eigenlijk.” Plaf! Op hetzelfde moment straalde er een helder lichtje op het topje van de boom. De heks knikte en zei een beetje verlegen: ”Dan ga ik maar weer.” En ze wilde weglopen.
De haas, die net als alle anderen sprakeloos had toegekeken, sprong plotseling op. “Niets daarvan,” riep hij. “Niet weggaan, hoho, u hoort er ook bij, wat is dat nou!” Hij liep naar de heks toe, gaf haar een arm en leidde haar naar de kring. “Opschuiven jongens,” zei hij, en tot de heks: ”Gaat u zitten, dame.”
De heks ging een beetje beduusd zitten. Ze voelde zich niet erg op haar gemak, maar toen merkte ze dat de dieren haar hartelijk toeknikten, ontspande ze zich. En toen er weer gezongen werd, zong zij het mooist van allemaal. Tussen twee Kerstliederen in, voelde de heks dat ze op haar rug getikt werd. Ze keek om en daar stond de egel.
“Wat is er?” vroeg ze.
“Niet om het een of ander,” zei de egel, “maar vorige week …” Ineens glimlachte hij. “Ach, laat maar zitten,” zei de egel, “Gelukkig Kerstfeest!”

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)

(download originele versie in PDF)